Ewout Kattouw bracht 25 jaar door in de geestelijke gezondheidszorg als chronisch psychiatrisch ‘patiënt’. Hij kreeg 22 verschillende diagnoses en ruim 40 verschillende psychiatrische medicijnen. Hoe kon dit gebeuren? Hij schreef er een boek over: Wie is er nou eigenlijk gek?. Eef bezocht de boekpresentatie.
Kattouw vertelt tijdens de boekpresentatie over zijn leven. Dat hij als 19-jarige problemen ervaarde, voor het eerst antidepressiva slikte, en 20 jaar lang allerlei diagnoses en psychiatrische medicijnen heeft gekregen. Hij is nu drie en een half jaar gestopt met medicatie, waarbij de medicatie voorzichtig is afgebouwd, maar ervaart er nog steeds effecten van. Het gaat nu relatief goed met hem. Maar dat is een groot deel van zijn leven anders geweest.
Kattouw is niet tegen psychofarmaca, maar vindt dat men in bepaalde gevallen terughoudender kan zijn met medicatie. Wat dit boek teweeg moet brengen? “Dat ervaringskennis meer gehoord wordt en meegenomen in beleid. Dat mensen gaan begrijpen wat psychisch lijden is.” En daarin staat Kattouw niet alleen. Ook professor Philippe Dellespau vindt het belangrijk dat meerdere stemmen de dialoog moeten gaan vormen. Ook Professor Jim van Os is Kattouw dankbaar: “Ewout bracht de enormiteit van het onderliggende probleem voor het voetlicht. Met een sokratische manier vraagt hij zich af wat hem is overkomen en dat trekt mij aan om er iets mee te gaan doen.”
‘Ik wil dat ervaringskennis meer wordt gehoord.’ Ewout Kattouw, ervaringsdeskundige en auteur van het boek: Wie is er nou eigenlijk gek?
Kwakzalvers
Net als Dellespaul en Van Os, is ook Dick Bijl één van de experts die in het boek wordt geïnterviewd door Kattouw. Bijl is duidelijk: “Wat een kwakzalvers zijn met jou bezig geweest!” Dick Bijl rekent het de behandelaren van Kattouw niet persoonlijk aan: “Artsen worden soms onvoldoende opgeleid om goed medicijnonderzoek te doen of te beoordelen. Ook realiseert men zich vaak niet dat medicijnen de 3e doodsoorzaak zijn..” Bijl legt uit dat medicijnen kunnen ‘werken” (statistisch beter dan een neppil) maar dat dat niet automatisch betekent dat ze de patiënt “helpen” (klinische relevantie).
‘Artsen worden onvoldoende opgeleid om medicijnonderzoek te doen.’ Dick Bijl, epidemioloog en auteur van het boek Het pillenprobleem.
Anti-psychiater
Professor Jim van Os, hoogleraar psychiatrie, is ook bezig om de psychiatrische zorg te verbeteren. Met het concept “de nieuwe GGZ” experimenteert hij met nieuwe vormen van zorg. Ook zet hij zich in voor weerbaarheidsbevordering bij psychisch lijden. Van Os benadrukt de schaal waarop het probleem, dat Kattouw zichtbaar heeft gemaakt, voorkomt. Het blijft echter moeilijk om vanuit co-creatie iets te veranderen met professionals en ervaringsdeskundigen: “Psychiaters zitten in hun eigen kringetje. Het is belangrijk je te verdiepen in hun mensbeeld. Hoe zien zij degene die bij hen om hulp vraagt? Zien ze een patiënt of een mens tegenover zich?“. Van Os legt uit dat hij, door de mens centraal te zetten, soms uitgemaakt wordt voor “anti-psychiater”. “Zorgprofessionals, ook zorgverzekeraars, moeten echter die morele stap gaan maken.” De term anti-psychiater zou wellicht vervangen moeten worden door mens-psychiater.
‘Ik word soms anti-psychiater genoemd.’ Jim van Os, hoogleraar psychiatrie.
Iets in je hoofd hebben
Van Os probeert te verklaren hoe het komt dat veel psychiaters een patiënt zien en geen mens. “Dit komt doordat we in de jaren 80 gingen spreken over breinziekten. Patiënten hadden ‘iets in hun hoofd’. Psychiatrie werd daarmee ‘de juiste medicatie voor de juiste breinziekte’. Echter, psychisch lijden begint altijd bij de context.” Van Os vindt dat psychiaters vaker kunnen vragen: “wat is er nu eigenlijk gebeurd met jou?” i.p.v. “welke diagnostische criteria heb jij?” Het blijkt echter lastig voor psychiaters om meer naar de patiënt te gaan luisteren. Hij draait zich om naar Ewout: “Dat jij 25 jaar in die situatie bent geweest en de vraagt stelt wat er met jou is gebeurd. Dan moeten wij als beroepsgroep met co-creatie nederig in gesprek gaan.“ Ook Elnathan Prinsen, voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, is het hiermee eens. “Er is in de opleiding een overwaardering voor het biologische. We behandelen echter geen ziekten, maar mensen. De behandeling is vaak slechts een intermezzo in een lang mensenleven.”
‘We behandelen geen ziekten maar mensen.’ Elnathan Prinsen, voorzitter NVvP.
Leren voelen in een gekke wereld
Kattouw vindt de oplossing belangrijker dan de schuldvraag: “Iedereen zag dat ik vast ben komen te zitten in een systeem. Voor mij is nu belangrijk dat ook de mensen uit de top van dat systeem dit erkennen.” Het eerste exemplaar van zijn boek overhandigt hij aan Dick Bijl.
Om zijn doel te verwezenlijken heeft Kattouw Stichting PILL opgericht. Doel van deze stichting is het bevorderen van verantwoord omgaan met psychofarmaca.
Over de samenleving zegt Kattouw tenslotte: “In onze samenleving staan de ratio en prestaties centraal. We moeten kinderen gaan leren te voelen en in contact te komen met hun ‘ik’.”
Het boek probeert antwoord te geven op de vraag wie er nou eigenlijk gek was in het leven van Kattouw: de cliënt, de psychiatrie of de maatschappij? Maar het boek is tegelijk ook een pleidooi voor het belang van ervaringskennis. Dat ervaringsdeskundigen gehoord worden lijkt na het verhaal van Kattouw essentieel voor verantwoorde farmaceutische zorg. Misschien moeten we, of je nu werkzaam bent in de farmaceutische zorg bent of daarbuiten, gewoon wat vaker met ervaringsdeskundigen in gesprek gaan en hen oprecht vragen: “Wat is er nou met jou gebeurd?”.
Auteur: Wendy Mittemeijer